Groetende koeien? Dat is heel goed mogelijk


Taalkundigen zijn het erover eens: alleen de mens beschikt over taal. Nee, zegt professor Leonie Cornips. Ook dieren kennen taal en grammatica. Koeien bijvoorbeeld.

Trouw, door Robin Goudsmit

Hoogleraar Leonie Cornips is op een bijna onwetenschappelijke manier geïntrigeerd door haar onderzoeksonderwerp. “Die roze snoetjes, die prachtige ogen, die lange wimpers, ze zijn gewoon zó mooi. Hoe ze je aankijken, echt op zoek naar verbinding.”
Die onderzoekssubjecten zijn koeien. Cornips is geen bioloog of landbouwdeskundige, maar taalkundige, in het bijzonder gespecialiseerd in de sociale linguïstiek. Bij uitstek academische disciplines die gaan over ménsen en hoe ze spreken, vertelt ze. “In ongeveer iedere tekst over taalkunde van iedere universiteit kom je op een gegeven moment een zin tegen met een strekking als: taal is wat ons mensen onderscheidt. Daar ben ik het inmiddels niet meer mee eens.”
Cornips’ onderzoek richt zich al langer op de vraag hoe taal bepaalt bij welke groepen we horen. Zo deed ze onderzoek naar taal en groepsvorming bij jongeren met een niet-Nederlandse achtergrond in Utrecht. Ook bestudeerde ze het steenkolennederlands dat in Heerlen wordt gesproken, een taal die nét geen Limburgs dialect mag heten, maar ook geen Nederlands.

Netjes in je eigen taalhokje blijven
Twee dingen fascineerden haar in dat onderzoek, zegt ze. “Taal is een middel om identiteit te bepalen, niet alleen voor het individu, maar ook voor groepen. Taal bepaalt wie erbij hoort en wie niet.” Voor sprekers van het steenkolennederlands was het bijvoorbeeld heel vervelend om niet als Limburger te worden gezien.”
Ook vond Cornips dat bestaande taalkundige theorieën ontoereikend waren om uit te leggen wat ze in de praktijk zag. “Volgens de theorie zouden bijvoorbeeld Nederlands–Marokkaanse jongeren ongeveer dezelfde taal gebruiken. Als je gaat kijken, zie je dat daar ¬helemaal niets van klopt. Sommige van deze jongeren spreken bijvoorbeeld een Nederlands onder elkaar dat veel meer is beïnvloed door het Sranantongo, de taal van Suriname, dan door het Berbers. Volgens de taaltheorie kan dat helemaal niet: mensen zouden altijd heel netjes in hun eigen taalhokje blijven.”
Twee jaar geleden las Cornips toevallig een boek van filosoof en Trouw-columnist Eva Meijer. Daarin betoogt Meijer dat het onderscheid tussen mensen en dieren als aparte categorieën achterhaald is. Dieren, stelt Meijer, zijn niet uitgeleverd aan hun instincten zoals wij denken, maar hebben wel degelijk agency: het vermogen om bewust keuzes te maken en daarnaar te handelen. Bovendien kennen ze taal en zelfs cultuur.
Voor Leonie Cornips viel alles op zijn plek. “Toen ik dat boek las, dacht ik: hier moet ik met mijn taalkunde aan de slag kunnen. Ik vond het zo’n logische stap om de mens niet langer als uitgangspunt van de taaltheorie te nemen en de uitzonderingspositie van onze soort aan de kaak stellen.”

Getroffen door persoonlijkheden
Ja, zegt ze, er is wel onderzoek gedaan naar communicatie bij orka’s, potvissen, olifanten, apen en zelfs bijen, maar dat soort interactie tussen dieren heet dan communicatie en niet taal. “Er wordt dan gezegd dat dieren zich geen verleden of toekomst kunnen voorstellen, niet de complexe denkvermogen en gevoelswereld hebben die noodzakelijk zijn om over taal te beschikken.”
Het bewijs dat het weleens heel anders zou kunnen zijn, ligt volgens Cornips dichter bij huis dan je zou denken. “Toen ik voor het eerst in een koeienstal kwam voor dit onderzoek, werd ik echt getroffen door hoe koeien allemaal andere persoonlijkheden hebben: sommigen zijn nieuwsgierig, of een beetje brutaal, anderen zijn juist teruggetrokken. Overigens, als je boeren hiernaar vraagt, dan zullen ze absoluut bevestigen dat koeien een eigen karakter hebben.”

Maar hoe doe je dat, onderzoek naar taal bij koeien? Cornips moet lachen. Het was wennen, geeft ze toe. “Normaal als je onderzoek doet naar taal en grammatica laat je mensen zinnetjes afmaken. Of je legt een bepaalde zin voor en vraagt ze of ze die weleens in hun ¬omgeving horen. Dat kon ik nu natuurlijk niet doen.”
Om onderzoek te doen onder koeien moest Cornips dus leentjebuur spelen bij andere wetenschapsvelden. Antropologie bijvoorbeeld. “Een antropoloog laat zich leiden door verwondering. Je observeert en vraagt je af: wat verwondert mij hier en waarom? Wat zit hier achter?” Met die techniek gaat ze nu de stal in.
Wat levert dat op? Cornips zegt dat ze met zekerheid kan zeggen dat koeien groeten. En dat niet alleen: de groet kent zijn eigen grammatica.
Cornips legt uit: “In Noorwegen merkte ik voor het eerst dat de koeien in een klassieke, dichte stal een bijna grommend of zoemend geluid maken.” Ze doet het na, door de telefoon: het is zo laag dat het bijna onhoorbaar is. “Vervolgens ben ik in Nederland gaan kijken, en ja hoor, weer dat zoemende geluid.”
Volgens Cornips kent deze koeiengroet een specifieke context. “In een open stal of in de wei maken ze het geluid niet. In stallen waar veel mensen in en uit lopen ook niet. Dit -geluid hoort dus specifiek bij dichte ruimtes, waar weinig menselijk bezoek komt.”

Politiek geladen
Cornips’ onderzoek is nog in een vroeg stadium, zegt ze. Het koeienexperiment duurt nu een jaar. Twee boeren werken mee: één die zijn koeien in een traditionele stal houdt, één waar de koeien in een meer open stal staan. Maar het is veelbelovend: behalve het groeten, heeft ze andere aanwijzingen dat er complexe communicatie plaatsvindt tussen de dieren.
Voor Cornips’ inspiratiebron Eva Meijer heeft een herdefiniëring van de grens tussen mensen en dieren grote politieke gevolgen. Als wordt erkend dat dieren taal hebben, is het dan wel gerechtvaardigd als wij mensen voor hen blijven spreken? Moeten we onze relatie tot dieren dan niet grondig herzien? Is er misschien wel zoiets mogelijk als een veelsoortige, veelstemmige samenleving?
Voor Leonie Cornips zijn dat zeker belangrijke filosofische vraagstukken. Haar onderzoek gaat over een productiedier, zegt ze, en is daarmee meteen een politiek geladen. “Kijk maar naar de stikstofcrisis, of bepaalde stromingen van dierenactivisme. Boeren voelen zich vaak in het nauw gedreven, terwijl zij ook veel kennis hebben over de dieren. Daar wordt al veel nagedacht over een andere relatie met dieren die voor onze voeding zorgen.”
Ze heeft zelf inmiddels ervaren hoe hecht de band kan zijn tussen mens en koe. “Soms, als ik niet in de stal ben, moet ik zó aan ze denken. Dan denk ik: wat zouden ze nu aan het doen zijn? Heel bijzonder.”

Verschenen in Trouw op 3 april 2020.