Taalbarrières

Limburg is bij uitstek een grensregio waar (samen)werken over de grenzen heen in de praktijk vaak lastig is vanwege cultuur- en taalverschillen, andere wet- en regelgeving en bevoegdheden. Verleden jaar is daarom het expertisecentrum ITEM opgericht, een acroniem voor de heel lange benaming ‘Expertisecentrum Internationale, Transnationale en Euregionale Mobiliteits- en Grensoverschrijdende’ vraagstukken in de regio. De bedoeling van het onderzoek binnen ITEM is om met praktische oplossingen te komen voor de politiek en diverse adviesorganen. Iedereen die over de grens werkt, ook al is dat in Limburg soms maar een afstand van een paar kilometer, komt voor allerlei problemen te staan. Hoe ziet straks mijn pensioen in Nederland eruit als ik in België werk? Hoe is de vergadercultuur in Duitsland? Wat zijn de knelpunten in grensoverschrijdende arbeidsbemiddeling? Hoe zit het met diploma’s: een Vlaamse verzorger mag bijvoorbeeld geen verpleegtechnische handelingen uitvoeren terwijl een Nederlander daar wel voor opgeleid is. Hoe zit het mijn hypotheek in Nederland als ik in Duitsland werk?

ITEM is een mammoet samenwerkingsverband tussen de Universiteit Maastricht (initiatief vanuit de Rechtenfaculteit), het Expertise Centrum Demografische krimp (NEIMED), Zuyd Hogeschool, de Gemeente Maastricht, de Euregio Maas-Rijn (EMR) en de Provincie Limburg (NL). Binnen ITEM heeft Daria Boruta, studente interculturele communicatie, een stageonderzoek van drie maanden uitgevoerd naar communicatieproblemen tussen de grote aantallen Polen in Horst en de lokale bevolking. De Poolse werknemers steken niet elke dag de grens over maar hun aanwezigheid in Horst is wel het effect van nieuwe migratiestromen door de uitbreiding van de Europese Unie in 2004. Vrij verkeer van werknemers tussen de EU-landen zorgt voor groeiende mobiliteit, ook in Limburg. Daria ontmoet op het station van Horst een Nederlands meisje dat privé geen Polen kent hoewel ze wel samen met Polen in een champignonkwekerij werkt. Ze vertelt dat Polen en Nederlanders in die kwekerij nooit met elkaar spreken: de taalbarrière is simpelweg te groot.

Polen en Nederlanders spreken elkaar wel met hulp van tolken en soms in wat Engels, Duits en Russisch in het ‘Koempel-project’ in Horst (Het Poolse kumpel betekent ‘maatje’). Dit project is een initiatief van een Poolse en Nederlandse moeder die bevriend raakten omdat hun dochters naar dezelfde school gingen. Ze wilden elkaar graag leren kennen. Dit project bereikt Polen die graag aan Nederlanders gekoppeld willen worden (en omgekeerd) om de taal en cultuur van de ander te leren.

Poolse seizoensmigranten hebben geen tijd om op hun werk of in Horst te integreren; na de zomer gaan zij weer terug naar huis en leven zo voortdurend tussen Polen en Nederland. Tijdelijke migranten weten vaak niet of ze ooit vast naar Polen teruggaan: teruggaan naar Polen ‘zjeżdżać do Polski’ zeggen ze onder elkaar.

Werk heeft veel prioriteit voor alle Polen in Horst. De geïnterviewde Poolse jongeren maken lange werkdagen. Velen maken zich zorgen over hun baan en hebben het idee dat hun werkgever snel andere Poolse arbeidskrachten kan vinden. Een doorsnee werkdag begint vroeg, meestal rond zes uur en kan – wanneer nodig – wel twaalf uur duren. Bovendien zijn de werkuren flexibel en onvoorspelbaar. Een werknemer in de tuinbouw moet bijna altijd beschikbaar zijn. Die lange werkdagen maken dat zij de bibliotheek in Horst niet vaak kunnen bezoeken. Dat is jammer, want die bibliotheek beschikt over een collectie van ruim honderd boeken in het Pools. Ook heeft de bibliotheek het meest dikke en gezaghebbende woordenboek Nederlands-Pools/Pools-Nederlands in bezit. Juist dit specifieke woordenboek is in Polen schaars, duur en begeerlijk voor studenten die daar Nederlands studeren.

Door die lange werkdagen zitten Polen ook niet snel op een terrasje. Ook dat is jammer want de horeca spreekt wel een mondje Pools: smacznego ‘eet smakelijk’ en dwie gałki ‘twee (ijs)bolletjes’.

Column 72 in De Limburger/Limburgs Dagblad, 29 februari 2016.

Zachte g

Een medeklinker als de ‘zachte (g)’ heeft geen enkele betekenis; het verwijst niet naar ‘iets’ in de wereld. Bij een woord als boom zien we een stam en takken met groene bladeren voor ons, bij een zachte (g) helemaal niets. Maar toch kent dit kleine klankje vele sociale betekenissen. Voor Limburgers is de zachte (g) een echte achilleshiel. Deze krant staat vol met columns als van Gé Reinders en ingezonden brieven over hoe Limburgers zich tot de zachte (g) verhouden. ‘Mensen met een zachte (g) kunnen een softe en onzekere indruk maken op mensen uit bijvoorbeeld de Randstad’, schrijft Pascal Cuijpers. P. Bors uit Venlo laat weten: ‘Enige tijd geleden verliet ik het station van Eindhoven, met een klant overleggend aan de telefoon. Iemand hoorde dit en liet onmiddellijk weten te horen dat ik uit Limburg kwam.’ Ad Canters uit Tegelen: ‘Vaak heb ik voor mijn werk cursussen gevolgd in Amsterdam, Utrecht en Rotterdam. Steeds maar weer dat genöäl: ‘Uw komp saekuh oit Limburch, dat hoar ik oan u accint.’

Natuurlijk is het niet alleen de zachte (g) waardoor veel Limburgers aan hun Nederlands te herkennen zijn maar ook aan hun melodieuze wijze van spreken, de huig (r) en noem maar op. Maar de zachte (g) is wel het kenmerk dat de essentie van de Limburger afbeeldt met alle bijbehorende stereotypen – ze vieren allemaal carnaval, zijn katholiek, frauduleus, gezellig, incompetent – en bijbehorende emoties. En dat terwijl de zachte (g) volgens de Dialectatlas van het Nederlands ook elders voorkomt: in Brabant, het oostelijk deel van Gelderland, een beetje in Overijssel tot gedeeltes in Drenthe toe en een klein stukje Zuid-Holland.

Mensen van buiten typeren de Limburger aan de zachte (g), maar Limburgers identificeren zichzelf ook met deze klank. De Facebook pagina Nine-gag Op Zn Limburgs toont dat Limburgers zich schamen voor die zachte (g) op nationale tv of radio. De zachte (g) hoort tot de lokale norm in het zuiden maar niet tot de nationale norm. Daarom heeft de Brabantse dj Domien Verschuuren van afgelopen Serieus Request in Heerlen zijn zachte (g) afgeleerd evenals Chantal Janzen voor haar carrière buiten Limburg. De uitspraak van de harde (g) daarentegen maakt tegelijkertijd deel uit van de lokale norm in bijvoorbeeld Alkmaar en de nationale norm.

De zachte (g) buiten de provincie is confronterend, maar omgekeerd is de harde (g) dat binnen de provincie ook. Justine van Beek als geboren en getogen Limburgse: ‘Het Maastrichtse dialect beheers ik niet en ook de zachte G verloor na enkele jaren zijn kracht. Elke keer als ik iets wilde afrekenen en de caissière vroeg: “En keend hubse nog vieftig centjes veur miech?”, moest ik haar teleurstellen met mijn gebrek aan beheersing van de volkstaal en kreeg ik gelijk de afkeurende ach-daar-heb-je-weer-een-Hollander-blik.’

Dus in Limburg voelt die de zachte (g) juist prettig. Vandaar dat een lezer mij schrijft: “De keiharde Hollandse ‘keel’-G (vaak in combinatie met een wat pesterige, bijna sarrende Randstedelijke tone of voice) van veel radio-en televisie-commercials. Bekijk – of beter beluister – eens enkele willekeurige reclameblokken en u begrijpt wat ik bedoel. Wij verzuchten dan: zouden die reclamejongens nou echt niet beseffen dat zo’n beetje iedereen beneden de rivieren, én ook de meeste mensen in het Noordoosten dit uitgesproken vervelend vinden om naar te luisteren? En dat het echt niet aanzet tot het kopen van producten en/of diensten? Ik noem een Delta Loyd (CHlashelder), Kruidvat (Steeds verrassend, altijd voordeliCH), ZiCHCHo etc etc”.

Ik doe een voorspelling. Als we de nationale tv en radio en YouTube bombarderen met de zachte (g), zo vaak en zo veel mogelijk, dan wordt die zachte (g) voor iedereen en overal in Nederland doodgewoon. Dan kunnen sprekers het ongemakkelijke gevoel dat zij over de zachte (g) buiten de provincie ervaren, loslaten.

Column 71 in De Limburger/Limburgs Dagblad, 15 februari 2016.