Actie voor het Limburgs

De Taalunie, samen met het Meertens Instituut en Universiteit Gent publiceren het onderzoeksrapport Staat van het Nederlands. Over de taalkeuzes van Nederlanders en Vlamingen in het dagelijks leven (8 mei 2017). In dit rapport is het dialect in Limburg als Nederlands geteld. Deze methode maakt alle personen die in Limburg dialect en Nederlands spreken tot eentalige sprekers van het Nederlands. In die visie zijn de dialecten gesproken in Limburg een variant op het Nederlands, gelijk een Nederlands uitgesproken met een zachte –g of een Gooise ‘kinderen voor kinderen’ –r.

Verloop
Een online-brief is geplaatst (16 mei) op de website http://www.petitie24.nl/petitie/1013/wij-spreken-limburgs waarin initiatiefnemers Leonie Cornips en Joep Leerssen afstand nemen van bovenstaand rapport van de Taalunie en van de methode gehanteerd door de betrokken taalkundigen. In een kort tijdsbestek ondertekenen vele prominente Limburgers de online-brief getiteld: ‘Wij spreken Limburgs maar de Taalunie wil dit niet weten’ onder wie politici als Minister Ploumen, gedeputeerde Koopmans, musici als André Rieu en Gé Reinders, schrijvers als Connie Palmen, Wiel Kusters, Ton van Reen en Jacques Vriens, filmregisseur en Gouden Kalf-winnaar Remy van Heugten, gezaghebbende hoogleraren als Dekkers, Corbey, Mathijsen, Nissen, Roebroeks en Tummers, taalkundige hoogleraren als Backus, Kroon, Vallen en tientallen andere academici, museumdirecteuren zoals Schatorjé en pers/media professionals van De Limburger en L1 tv/radio.
Ondertussen stromen de handtekeningen binnen. De limiet van vijfhonderd wordt opgehoogd naar duizend en dan naar tweeduizend. Op 22 mei is het beoogde resultaat van tweeduizend ondertekenaars bereikt. De tweeduizend handtekeningen in zeer korte tijd van prominente Limburgers en andere betrokkenen laten zien dat de initiatiefnemers een goed beeld hebben van breed gedragen gevoelens en ervaringen van dialectsprekers als tweetalige sprekers in Limburg.

Eindresultaat
De Secretaris van de Taalunie heeft in een mail aan mij en Joep Leerssen laten weten dat de Taalunie het in oudere stukken vanuit een breder perspectief op taalvariatie het onwenselijk vindt dat het Limburgs erkend is als regionale taal maar dat de Taalunie die erkenning (wenselijk of niet) wel vanzelfsprekend overneemt. De Secretaris stelt in deze mail dus expliciet aan de orde dat de Taalunie het Limburgs als regionale taal erkent. De Taalunie bericht dat zij met de betrokkenen in gesprek wil over het Limburgs om tot een nieuwe visie van de Taalunie te komen. Bovendien hebben de ‘onderzoekers van het Meertens Instituut en de Universiteit Gent in overleg met de Taalunie besloten om te kijken of ze bij de volgende aflevering (over 2 jaar) dialectsprekers en sprekers van regionale talen op kunnen nemen in de enquête.’

Stemmen voor het Limburgs: tot ver buiten Limburg
De meerderheid van de ondertekenaars woont in Limburg maar ook velen zetten New York, Los Angeles, Baskenland, Duitsland, België, Zwitserland, Amsterdam en plaatsen in het oosten van Nederland onder hun naam. De meer dan tweeduizend ondertekeningen en alle publiciteit eromheen leidt ertoe dat de stemmen voor het Limburgs de publieke opinie bereiken. Daardoor kan het spreken van Limburgs en tweetaligheid in Limburg in vervolgrapportages van Staat van het Nederlands niet langer genegeerd en doodgezwegen worden.
Aan iedere ondertekenaar (de petitie website staat me niet toe om emailadressen in te zien) bedankt voor alle steun!

Column 98 in De Limburger/Limburgs Dagblad, 29 mei 2017.

Staat van het Nederlands

Het omvangrijke onderzoeksrapport Staat van het Nederlands. Over de taalkeuzes van Nederlanders en Vlamingen in het dagelijks leven van de Nederlandse Taalunie, het Meertens Instituut en Universiteit Gent is zojuist verschenen. De Nederlandse Taalunie is het officiële orgaan van de Nederlandse en Vlaamse overheden dat over taalbeleid adviseert. De Taalunie met de betrokken taalkundigen onderzochten via een online enquête wanneer en hoe vaak mensen het Nederlands gebruiken en wanneer andere talen.

Ruim 6.500 mensen hebben deze enquête ingevuld: 3.003 Nederlanders (133 Friezen) en 3.419 Vlamingen (113 Brusselaars). Het resultaat van het onderzoeksrapport: het Nederlands denkt men een sterke positie toe in het dagelijks leven hoewel het Engels het Nederlands verdringt in de ICT-, lucht-, zeevaarten onderzoeksector.

Een betrokken taalkundige vroeg mij om Limburgers op te roepen mee te doen. Of mijn oproep via sociale media geholpen heeft, weet ik niet maar op pagina 13 van het rapport vertoont Limburg uiteindelijk het dichtste netwerk aan respondenten. Achteraf gezien heb ik grote spijt van mijn oproep. De enquête zelf en de resultaten zeggen niet zoveel over het Nederlands in relatie tot het Limburgs en andere diversiteit in meertaligheid, behalve dan tot het Engels (en Frans in Vlaanderen/ Brussel). Hoe kan dat nu?
Aan sprekers van een dialect is gevraagd om dialect te beschouwen als Nederlands. Dus als iemand vindt dat hij thuis altijd dialect spreekt, dan moest hij als antwoord invullen dat hij thuis altijd Nederlands spreekt. Dat is absurd want veel dialectsprekers ervaren dat zij tweetalig zijn of in ieder geval dat het verschil uitmaakt wanneer je dialect/Limburgs of Nederlands spreekt.

Nu hebben de taalkundigen in deze enquête het Fries wel als aparte taal gerekend. De Taalunie antwoordt op de vraag van Paul Weelen hierover: ‘het Limburgs [wordt] door de Taalunie niet als een aparte taal beschouwd, maar als een grensoverschrijdende streektaal van het Nederlands.’ Ik kan alleen maar concluderen dat de Nederlandse Taalunie hierin lijnrecht indruist tegen de Nederlandse overheid die het Limburgs en het Nedersaksisch evenals het Fries als regionale talen onder het Europees Handvest erkend heeft in respectievelijk 1997 en 1996. Vervolgens antwoordt de Taalunie: ‘Door het Limburgs als een aparte minderheidstaal te erkennen, zou de sprekers van het Limburgs in feite de status van moedertaalsprekers van het Nederlands worden ontzegd en daar is de Taalunie geen voorstander van.’ Door dit standpunt van de Taalunie is een Fries wel tweetalig Fries-Nederlands, maar een Limburger die dialect/Limburgs-Nederlands spreekt niet. Dat is taalkundig en politiek een volstrekt arbitraire beslissing.

Daarnaast is de top vijf aan andere talen in Nederland in de uitkomsten erg ‘Europees’ voorspelbaar: Fries, Tamazight (=Berbers), Engels, Duits en Spaans. Dat roept de vraag op wie de respondenten precies waren, want waar is het Turks of Arabisch? In de enquête antwoordt 0,6 procent van de respondenten moslim te zijn. Dit is erg weinig vergeleken met de enquête van het CBS over 2015 waarin 5 procent zich moslim noemt op de vraag naar kerkelijk gezindte. Dit laat zien dat sommige groepen sprekers nauwelijks bereikt zijn met de Staat van het Nederlands-enquête.

De enquête zal zich over twee jaar weer herhalen. Dan verwacht ik wel een echte inspanning om een grotere diversiteit aan tweetalige sprekers te vinden, dus een representatieve steekproef. Bovendien naast Brussel ook een focus op de Randstad. Tenslotte doen alle regionale minderheidstalen mee, ook het Limburgs en Nedersaksisch. Of men komt uit voor het echte doel van dit onderzoek: de positie van het Nederlands naast het Engels (Nederland/Vlaanderen) en Frans (Brussel/Vlaanderen), het spreken over alle andere talen is gewoon opsmuk.

Column 97 in De Limburger/Limburgs Dagblad, 15 mei 2017.

Een eigen giraf

In een verzorgingstehuis observeert stagiaire Sophie Martini van het Meertens Instituut gesprekken tussen zorgmedewerkers en bewoners. Sophie studeert dan aan de Universiteit Leiden; momenteel werkt ze aan haar proefschrift aan de Universiteit van Luxemburg.

Op een dag zit ze in de ouderwets aangeklede huiskamer die de sfeer van een ver verleden ademt. Sophie vindt het er gezellig en ook huiselijk. Mevrouw Limburg (pseudoniem) is net gearriveerd en ontvangt net als de andere al aanwezige vijf bewoners een kopje koffie. Ze is 104 jaar oud, behoorlijk doof en bijna blind.

De zorgmedewerkster Marion (pseudoniem) loopt voorbij de huiskamer, ziet mevrouw Limburg en komt binnen om een praatje te maken. Zo te horen kennen ze elkaar erg goed en mogen ze elkaar graag. Marion houdt de hand vast van mevrouw Limburg, buigt voorover zodat ze in het oor van mevrouw Limburg kan spreken en neemt het initiatief tot een gesprek. Ze stelt vragen en moedigt mevrouw Limburg aan die te beantwoorden. Ze start het gesprek: ‘Vertel eens over de giráf in het Krúgerpark.’ Marion begint dus niet zomaar een praatje. Ze vraagt naar een specifieke giraf want ze gebruikt het bepaald lidwoord de – de giraf – in een specifieke plek, het Krugerpark in Zuid-Afrika. ‘Hè?’ zegt Marion om mevrouw Limburg aan het praten te krijgen: ‘Dat was uw eígen giráf?’ ‘Ja tuurlijk’, zegt mevrouw Limburg. ‘Vertel eens over de giraf, hoe ging dat? ‘Nou niks’, antwoordt mevrouw Limburg. Een andere zorgmedewerker lacht nu hard en zegt erg luid: ‘O da’s nie veel’. Daarop begint mevrouw Limburg te praten: ‘Ik gaf ’m gewoon’. ‘Ja’, maakt Marion de zin af: ‘U gáf ’m een áppel’

Mevrouw Limburg vertelt ook: ‘dan kreeg je een mooie diamanten ring (Marion moedigt aan: hmm) en als je een baby krijgt wordt-ie groter en groter en dan wordt ’t ’n…’ Mevrouw Limburg lacht zachtjes. ‘O ja?’ moedigt Marion aan. ‘Als je vijf kinderen hebt dan krijg je zóó’n diamant,’ vertelt mevrouw Limburg. ‘Zóóóó’, zegt Marion ‘Had u ook zo’n ring?’ ‘Neeeeeh, ik had geen vijf kinderen’, gniffelt mevrouw Limburg. ‘Hoeveel kinderen had u?’ ‘Twee, een jongen en een meisje.’ Marion herhaalt zachtjes: ‘een jongen en een meisje. Alle smaakjes die er zijn’. ‘Jaaah’, zegt mevrouw Limburg ‘Ze zijn in Australië, de dochter is in Australië (Marion: hmm) en ik ben in Holland’. ‘En uw kléinzoon is nog in Afrika’, vraagt Marion. ‘In Afrika ja, al d’r kinderen zijn daar’ vertelt mevrouw en ze weeft vervolgens Engels door haar Nederlands ‘Ennik, I still lopen rond’. Marion echoot haar: ‘I still lopen rond, ja’. Mevrouw: ‘I can lachen’. Marion: ‘Goed hè?’ Mevrouw lacht zachtjes. ‘U bent de oudste in het hele huis’ informeert Marion ‘and you still walk around.’

De zorgmedewerkster Marion gebruikt verschillende middelen om het gesprek met mevrouw Limburg te laten slagen. Ze houdt haar hand vast, schreeuwt niet in haar gezicht maar spreekt wat luider in haar oor en accentueert de lettergrepen die klemtoon krijgen nog nadrukkelijker zodat de bijna dove en blinde mevrouw Limburg toch de woorden en uiting van de zin kan raden die Marion zegt. Bovendien herhaalt Marion af en toe woorden en zinsdelen van mevrouw Limburg; ze gebruikt ‘hmm’ en ‘ja’ als aanmoediging. Zo weet mevrouw Limburg dat Marion geïnteresseerd is. Op het moment dat mevrouw Limburg Engels door haar Nederlands mengt, zegt Marion daar niets van maar imiteert die uiting en gaat mee in de Engels-Nederlandse taalkeuze. Mevrouw Limburg eindigt een goed gesprek: ‘Hier is het leuk, hier zijn de meisjes aardig en jij bent allemaal aardig, jullie zijn lief allemaal.’

Column 96 in De Limburger/Limburgs Dagblad, 1 mei 2017.